Zie ze spelen. Zes mensen, grijs, gebogen, traag bewegend over een grindveldje naast de dorpskern. Boven hen hangt een verweerd bord: Boule ’88. De letters zijn vaag, maar het voelt alsof het jaartal nog altijd in de lucht hangt.
Ze staan verspreid, schuin tegen de wind in, met de handen op de rug of in de zakken. Er wordt gewezen, gediscussieerd, gelachen. Iemand haalt een meetlint uit zijn achterzak — dat ene moment waarop het spel toch even bloedserieus wordt. Twee ballen liggen op een paar luttele centimeters van elkaar. Het oordeel zal genadeloos precies zijn.
Ik blijf staan. Gewoon, heel even. Normaal loop ik door. Naar de supermarkt, naar huis, naar een afspraak. Langs de ouderen. Ze bewegen echt langzaam, maar waarschijnlijk zouden ze mij juist gehaast vinden.
Maar hier, op deze plek, op een zaterdagmiddag waar weinig hoeft, voelt hun traagheid ineens anders. Niet als tekort, maar als beheersing. Alsof ze de tijd niet meer najagen.
Ze groeiden op in een tijd waarin ‘verstillen’ geen woord hoefde te zijn. Dat deed je gewoon. Er was weinig anders. Geen schermen, geen gescroll, geen constante ruis. Alleen het moment (en misschien een goed meetlint). Misschien zoeken mensen dat juist in de hippe jeu de boules-bars in de grote steden.
Ik vraag me af: hebben ze voor hun gevoel alles eruit gehaald wat erin zat? Is er spijt? Of zit de winst juist in het feit dat die vragen niet zo zwaar meer op ze drukken? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat het me ergens raakt. Dat ik blijf kijken, terwijl ik eigenlijk door wilde.
Wat zou iemand van 35 kunnen leren van mensen die de tijd niet meer hoeven in te halen?
Misschien is vertragen ook wel een vorm van winnen.
Toegang tot alle verhalen en af en toe een mail met extra duiding!
Member discussion